vrijdag 20 mei 2011

Wat moeten we met ontsporende allochtone jongeren?

In de media wordt vaak op zeer negatieve wijze bericht over de criminaliteit onder bepaalde groepen allochtone jongeren, vooral jongens. Berichtgeving leidt vervolgens tot de maatschappelijke roep om harder op te treden tegen deze groepen. Was het tien jaar geleden nog taboe om dit hardop te zeggen, nu is het roer omgegooid, en worden problemen en tegenmaatregelen in soms onredelijke heftigheid in het  besproken.
Niemand zal de problemen ontkennen. Er zijn verschillende onderzoeken die de problematiek blootleggen. Zo blijkt dat allochtone jongeren nog steeds een veel lager opleidingsniveau hebben dan Nederlandse jongeren. Ook de werkeloosheid is onder allochtone jongeren veel hoger dan onder Nederlandse jongeren; naar verhouding bijna twee keer zoveel werkeloze allochtone jongeren. Het meest in het oog springen de cijfers over de criminaliteit van jongeren. Allochtone jongeren, met name jongens bezondigen zich veel vaker aan geweldsmisdrijven, zoals beroving  of mishandeling. Het gaat vooral om Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse jongens. Andere culturen, zoals de Chinese, Turkse of Joodse houden meer controle over hun leden, en lossen problemen binnen hun groep op. Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse jongens komen beduidend vaker in aanraking met de politie dan Nederlandse jongens of jongens uit andere allochtone groepen. Ook het van de loverboys is het overgrote deel allochtoon. Als we problemen met allochtonen fundamenteel willen aanpakken zullen we eerst meer inzicht moeten hebben in de oorzaken ervan.

Over de oorzaken lopen de meningen uiteen. Nederlanders vinden vaak dat allochtonen niet voldoende bereid zijn zich aan te passen, allochtonen menen vaak dat ze daartoe niet de kans krijgen, omdat ze bij voorbaat worden afgeschreven, worden gediscrimineerd of worden gestigmatiseerd. Politie en justitie zouden selectief rechercheren en veroordelen. Ook wijzen allochtonen graag op succesvolle landgenoten, en die zijn er zeker wel, maar ze vormen nog steeds een minderheid.
In elk geval er een culturele kloof, die niet gemakkelijk wordt overbrugd. Zo zijn er duidelijke opvoedingsverschillen tussen Nederlandse en allochtone ouders. Opvoeden in dialoog, de norm in de westerse samenleving, wordt niet door alle culturen gedeeld. Allochtone kinderen komen met verschillende opvoedingsstijlen in aanraking. Thuis dwingen de ouders door verbaal of fysiek geweld aanpassing af. Op school of bij vriendjes wordt overlegd en wordt verteld waarom bepaald gedrag wel of niet wordt getolereerd. Een belangrijk en begrijpelijk gevolg is dat kinderen hun ouders vermijden, en dat zij, zodra zij daartoe in staat zijn, zich sterk gaan oriënteren op leeftijdgenoten. Het zoeken van normen en waarden buiten het gezin bij de vriendengroep op straat is een oorzaak van veel antisociaal en crimineel gedrag bij de jeugd, speciaal bij  jongens.
Voor allochtone meisjes geldt een ander verhaal. Zij zijn in hun cultuur vaak ondergeschikt, en worden gedomineerd door de vader of door hun broers. Hun problemen keren zich eerder naar binnen, en uiten zich niet zozeer in agressie of normoverschrijding, zoals bij jongens, maar eerder in depressie, anorexia, of vluchten in religie of in schijnwerelden. Ook zijn er meisjes die ontsnappen aan de benauwende regels thuis door jong te trouwen of kinderen te krijgen (tienermoeders).

Een ander element van de problematiek is het idee dat je, als je er “toch nooit bij hoort”, jezelf moreel niet hoeft te verbinden met het normen- en waardenstelsel van een samenleving. De drempel om wettelijke regels te overschrijden is dan een stuk lager.  Zo is in bepaalde culturen het kunnen tonen van materieel bezit een teken van standing en dat verhoogt het sociaal aanzien. Als je niet door te werken een mooie auto, sieraden, of andere materiële zaken kunt verwerven, maar wel door middel van ongeoorloofde activiteiten, dan beland je al gauw in criminele kringen. Het is een systeem dat zichzelf voortdurend bekrachtigt, zolang succes en criminaliteit samenhangen, en er weinig morele hinderpalen zijn. Een ander effect van “niet bij de samenleving horen” is het vormen van eigen subculturen. In een land als de Verenigde Staten heeft dit tot gettovorming geleid. Getto’s staan buiten de samenleving en kennen een gesloten cultuur met eigen normen en waarden.
Bepaalde groepen jongens en meisjes hebben problemen met het leven in een voor hen biculturele samenleving, en het is moeilijk om je steeds weer aan te passen. Thuis gelden andere normen en waarden dan op school of in de vrienden- of vriendinnengroep. Dat geldt ook wel voor Nederlandse jongeren, maar hier is de kloof tussen thuiswereld en buitenwereld lang niet zo groot, en de kloof wordt met het toenemen van de leeftijd steeds meer gedicht.
Integratie in de samenleving?
We willen dat alle burgers zoveel mogelijk integreren in de samenleving. Maar wat betekent dat? Integreren impliceert ontmoeten: het individu treedt in dialoog met de samenleving, die iets van haar leden wil en die anderzijds iets te bieden heeft. Wat wil onze samenleving van de jeugd, die de drager van de toekomst is? We profileren ons als kennis- en netwerksamenleving, waarbij grote waarde wordt gehecht aan opleiding, aan gemotiveerd zijn om een leven lang te leren, aan zelfontplooiing, maar ook aan samenwerking en overleg met anderen, zoveel mogelijk op basis van gelijkwaardigheid. Dit staat haaks op culturen waar hiërarchie wordt geëist, waar intellectuele prestaties minder tellen dan fysieke prestaties, waar vrouwen ondergeschikt zijn aan mannen, of waar gewenst gedrag wordt afgedwongen door middel van geweld of uitsluiting. Het koesteren van f culturele verschillen bemoeilijkt de integratie, en het is goed om daar de ogen niet voor te sluiten. Bij de integratie van de jeugd spelen de ouders de primaire rol. Ouders bemoeilijken de integratie van hun kinderen als ze vasthouden aan hun eigen tradities en hun kinderen de boodschap meegeven dat ook zij daar aan moeten vasthouden. Opvoedingspatronen zijn lastig te doorbreken, maar dat doorbreken is wel een voorwaarde om in onze samenleving te integreren. Zowel allochtone jongens als meisjes moeten emanciperen. Jongens door hun macho-cultuur of extremistische godsdienstopvatting te laten varen, meisjes door zich niet te verstoppen en niet langer te vluchten in fundamentalisme of blinde aanpassing aan de familietradities.

Insluiten of uitsluiten?
De samenleving kan wel vragen om te integreren, en eisen dat basiswaarden van de kennissamenleving worden overgenomen, maar ze moet daar ook de juiste inspanningen tegenover stellen. Die inspanningen zijn tot nu toe nog te vaak gericht op het pamperen van allochtonen enerzijds en streng straffen anderzijds. Beide soorten inspanning sorteren niet het gewenste effect. Pamperen maakt van mensen afwachtende vragers en zelfs bedelende eisers, en straffen leidt doorgaans tot vlucht,verbittering  of verzet. Om ook moeilijk bereikbare groepen in te sluiten moet de samenleving beginnen met haar positie ten aanzien van probleemgroepen duidelijk te maken. Wat verwachten we van onze jeugd, waarom verwachten we dat, en hoe maken we de verwachtingen duidelijk? Vervolgens mag de maatschappij mensen aanspreken op hun talent om een positieve bijdrage aan de samenleving te leveren, en ook eisen aan het talent stellen. Wie in Nederland mee wil doen moet bepaalde basisregels in acht nemen, zoals naar school gaan en werken, anderen en andere meningen respecteren, zich aan de Nederlandse wetgeving houden.
Mensen op zulke regels en op basiswaarden aanspreken werkt niet zo goed op een abstract niveau, zoals via landelijke campagnes. Die zijn wel appelerend, maar tegelijkertijd vrijblijvend. Het echte werk moet gebeuren in de ontmoeting met professionals in opvoeding of in maatschappelijke sectoren. Dat impliceert dat maatschappelijke opvoeding herwaardering behoeft. In onze individualistische maatschappij hebben we de maatschappelijke opvoeding in de afgelopen decennia te veel veronachtzaamd. Het samenlevingsperspectief moet terug in de opvoeding, of het nu autochtone of allochtone jongeren betreft. In de directe ontmoeting met opvoeders kunnen jongeren persoonlijk worden aangesproken, en worden uitgedaagd om verantwoording af te leggen over hun gedrag of keuzes in persoonlijk, maar zeker ook in sociaal perspectief. Professionals moeten dan wel werken vanuit hun inhoudelijke betrokkenheid, of vanuit hun hart, en niet vanuit de regels die de organisatie waar ze voor werken oplegt. Organisaties leggen vaak procedurele verantwoordingsregels op, maar die raken niet het hart van het pedagogisch handelen.
Een voorbeeld is dat In het onderwijs moeilijke groepen kunnen worden uitgedaagd om te laten zien wat ze waard zijn en te formuleren hoe ze de samenleving van de toekomst en hun positie daarin zien. Dat verbreedt het perspectief, en levert een bijdrage aan de opvoeding. De docent wijkt misschien af van zijn curriculum door dit aan de orde te stellen, maar het kan een geweldige meeropbrengst hebben. Andere maatschappelijke instanties, zoals clubs, zorginstanties, kerken, maar ook politie en justitie kunnen via persoonlijke betrokkenheid van teamleiders, trainers, imams, of wijkagenten bijdragen aan een kritisch positieve opstelling van allochtone probleemjongen. Daarnaast kunnen professionals ouders verleiden om zich meer open te stellen voor onze democratische en interactieve pedagogische aanpak. Een voorwaarde is wel vertrouwen en identificatie met positieve voorbeeldfiguren. Insluiten betekent daarom werken aan het vertrouwen, en dat vertrouwen kan het beste worden veroverd in de persoonlijke ontmoeting. In deze ontmoeting stelt de professional zich open op, maar weet de ander ook uit te dagen. Het gebruik van humor kan daarbij als katalysator werken.
Uiteraard kost insluiten veel tijd en inspanning. Het alternatief is uitsluiting, en dat leidt alleen maar tot verder verzet en tot negatieve woorden en daden. Als samenleving moeten we dat niet willen, ondanks de roep van bepaalde groepen om nog harder op te treden. Er zal beslist een kleine harde kern van probleemjongeren blijven die niet of nauwelijks is te benaderen, en daar helpt misschien enkel een hard strafbeleid. Voor het merendeel geldt dat met het uitspreken van eerlijke verwachtingen en met een positieve, maar consequente en duidelijke opvoedingsaanpak er zowel voor jongens als meiden langs verschillende wegen resultaat kan worden bereikt. Daardoor wordt integratie misschien moeizaam, maar wel blijvend gerealiseerd.

Raf Daenen, docent maatschappelijke ontwikkeling
Willem Vermeulen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten